maandag 15 december 2008

Seccion 2 mi clase

Je gaat naar http://www.aurora.patrick-nieto.fr/

Klik op menu, seccion 2, Mi clase, entrar

Opdracht 1
Schrijf alle woorden in het Spaans op met de Nederlandse betekenis erachter. Klik op het woord om een plaatje te zien.
Klik op à om verder te gaan

Una chica= een meisje
Un chico = een jongen
El techo = het plafond
La ventana = het raam
La profesora = de leraar
La pizarra = schoolbord
El suelo = de vloer
La puerta = de deur
Una silla = een stoel
Un pupitre = een bureau
Un boli = een pen
La cartera = een tas
Un libro = een boek
Un cuaderno = een schrift
Un diccionario = een woordenboek
El reloj = een klok
Unas tijeras = een schaar
La tiza = het krijt
Un lápiz = een potlood
Un compás = een passer

Opdracht 2
Bij deze opdracht moet je de juiste Spaanse woorden intypen in het blauwe blok onder het plaatje. VERGEET DE LIDWOORDEN NIET ERBIJ TE ZETTEN.

Opdracht 3 Kleur
Welke kleur hebben deze dingen? Maak zinnen zoals in het voorbeeld:
Schrijf de zinnen ook in je schrift.

El diccionario es amarillo
La puerta es verde
La pizarra es verde
El cuaderno es blanco
El libro es rojo
La mesa es marrón
La tiza es blanca
La cartera es marrón
El pupitre es rojo

Opdracht 4 Materiaal
Van welk materiaal zijn deze dingen? Maak zinnen zoals in het voorbeeld:
Schrijf de zinnen ook in je schrift.
El diccionario es de papel
La puerta es de madera
Las tijeras son de metal
El cuaderno es de papel
El libro es de papel
La mesa es de madera
El boli es de plástico o de metal
La cartera es de cuero
El compás es de metal


PAPEL= papier
MADERA= hout
METAL= metaal
PLÁSTICO= plastic
CUERO= leer

Opdracht 5 Vorm
Sleep de woorden onderaan naar het bijbehorende plaatje.
Schrijf deze woorden ook in je schrift.
Largo= lang (-werpig)
Corto=kort
Rectangulares= rechthoekig
Pequeños= klein (ook pequeña= klein)
Redondo= rond
Alta= lang (personen)
Grande= groot
Cuadrado= vierkant

oefening met onderwerp

Nombre:........................................Apellido........................................Fecha.......


Opdracht 1: Onderstreep in deze zinnen het onderwerp en vertaal dit naar het Nederlands



1. Ellas estudian en la Universidad. zij
2. El jueves no hay clase, es fiesta. hij
3. ¿Verdad que vosotras no escucháis la radio todos los días? jullie
4. ¿ Carolina, vienes a mi casa? – Lo siento, no puedo tengo que hacer unas compras. zij
5. ¿A qué hora empieza la película (= film) de esta noche? Het?
6. Harold y tú entendéis la gramática muy bien el
7. Mi abuela duerme mucho en los fines de semana (= weekenden) ella
8. Mi familia come siempre en casa. ellos
9. Mi gato se llama Pablo. Y tu gato, ¿cómo se llama? El/ ella
10. Los españoles no escriben cartas casi nunca. nosotros
11. Mis vecinos (buren) viven en una casa grande. Y tú, ¿dónde vives? vosotros
12. Mi amiga Laura habla español y francés. Y usted, ¿qué lenguas habla? ella
13. Todos los días yo y mi hermano nos levantamos a las siete y media de la mañana. nosotros
14. ¿A qué hora os levantáis Martina y tú? ella
15. A mi padre le gusta la playa, pero a mí no me gusta la playa. elle
16. Yo tengo trece años. Y tú, ¿cuántos años tienes? yo
17. Los lunes Juan y su hermano van a clase de español. ellos
18. Pedro conduce el coche elle
19. Mis nietos están en casa ahora. ellos
20. María y Carlos hacen siempre los deberes. ellos

Opdracht hay

a
¿Qué hay en un cuarto de estudiante típico? Noem acht dingen die er normaal in een typische kamer van een leerling zijn. Gebruik ‘hay’ en “no hay”




1. Hay un ordenador
3. Hay una cama
5. Hay una guardarropa
7. Hay uno Buró

2. Hay un televisión
4. Hay uno despertado
6. No Hay uno baño
8. No Hay una picina

b
¿Qué hay en tu mochila? Noem 8 dingen die er in je rugtas zijn. Gebruik “hay”en “no hay”.





1. hay libros
3. hay la comida
5. hay un estuche
7. hay un ordenador

2. no hay un mp3
4. hay un boli
6. hay un lápiz
8. hay un móvil


c
Geef antwoord op de volgende vragen. Maak hele zinnen in het Spaans.

¿Hay un televisor en la clase de español normalmente?
No hay un televisor normalmente en la clase de español.

¿Hay un teléfono móvil en tu mochila?

Hay en tu mochila un teléfono móvil.

¿Hay una piscina en tu colegio?

No hay una piscina en mi colegio...

¿Hay una pizarra verde en todas la clases en tu colegio?

No Hay una pizarra verdre en todas la clases en mi colegio.

GRAMMATICA blz 23 gente joven lj 2

Het bepaald lidwoord
El horario= het rooster
Los exámenes= de examens
La comida= de kantine
Las clases= de lessen


Voorkeuren
Mi deporte favorito es el baloncesto
Mijn favorite sport is basket bal

Mi asignatura favorita es Educación Fisica
Mijn favorite vak is tekenen


GUSTAR (leuk,lekker,mooi vinden)
( A mí) me
( A ti) te gusta el baloncesto
(A él, a ella) le gustan las matemáticas
(A usted) le

Enkelvoud
Me gusta mucho= Ik vind het heel leuk
No me gusta= Ik hou er niet van
No me gusta nada= Ik hou er echt niet van

Meervoud
Me gustan mucho= Ik hou er heel veel van
No me gustan= ik hou er niet van
No me gustan nada= ik hou helemaal niet van die dingen








De beklemtoonde lettergreep
De 2 na laatste lettergreep
De 1 na laatste lettergreep

De laatste lettergreep

Sommige woorden hebben een geschreven accent andere niet

Química = Scheikunde
Ética = Etiketten
Fácil = Makkelijk
Naturaleza= Natuurkunde
Francés= Frans
Ordenador= computer

Er zijn regels voor het schrijven van een accent een regels is dat er een accent word geschreven als de klemtoon op de 2 na laatste lettergreep ligt

Matemáticas= Wiskunde
Teléfono= Telefoon
México = Mexico

mimundohorario in opdracht

GEBRUIK JE KOPTELEFOONTJES BIJ DEZE OEFENINGEN

Ga naar de volgende website:

http://cvc.cervantes.es/ensenanza/mimundo/default.htm

Klik op de wereldbol.

Klik op het plaatje met het schoolbord. (Middelste rij rechts)

Opdracht 1

Klik op “el mundo de Carlos”: Klik op “Mi colegio”. Mijn school.
Je gaat horen en lezen hoe over een Spaanse school.

a) Luister naar wat het Carlos vertelt.
Klik op de lokalen en schrijf de vertaling op.

De klas
De computerzaal
De gymzaal
De kantine
Het schoolplein


Als je klaar bent klik je op de pijl naar rechts om verder te gaan.

Opdracht 2

Sleep de plaatjes van de kinderen naar het juiste lokaal.

Gedaan

Als je klaar bent klik je op de pijl naar rechts om verder te gaan.

Opdracht 3

a)Kijk goed. Waar bevinden Carlos, Miriam en Tomoko zich?
Carlos= servicios
Miriam= Comedor
Tomoko= Salsa de ordenadores

b)Maak de zinnen af en schrijf ze over met de vertaling erachter.
Carlos está en servicios CARLOS IS IN DE TOILET
Miriam está en comedor MIRIAM IS IN DE KANTINE
Tomoko está en salsa de ordenadores TOMOKO IS IN DE COMPUTERZAAL

Opdracht 4
Maak een plattegrond van onze school. Schrijf de woorden voor elk lokaal in het Spaans erbij.

Gustar 2

GUSTAR II
Opdracht 1: Maak de zinnen af met me, te, le , nos, os, les en de juiste vorm van het werkwoord gustar.
1) A mí me gustan las matemáticas.
2) ¿A ti te gusta el chocolate?
3) A José le gusta el queso.
4) A María le gusta la geografía.
5) A nosotros nos gustan el español.
6) ¿A vosotros os gustan España?
7) A Rosa y Roberto les gustan.el inglés.
Opdracht 2:
Kijk hoe je wel/geen instemming uitdrukt

Bewering
instemming
geen instemming
Bevestigende zin
A mí me gustan las flores.
Ik houd van bloemen.
A mí también.

Ik ook.
A mí no.

Ik niet.
Ontkennende zin
A mí no me gusta el fútbol.
A mí tampoco.
Ik ook niet.
A mí sí.
Ik wel.

Formuleer een reactie op de volgende uitspraken.
1) A mí me gusta la música rock. A mí tambíen
2) A mí no me gusta bailar. A mí si
3) A mí me gusta ir al cine (naar bioscoop gaan) A mí tambíen
4) A mí me gusta viajar en el verano. A mí tambíen
5) A mí no me gusta leer. A mí tampoco
6) A mí me gusta mi colegio. A mí tambíen
Opdracht 3: Pregunta a tu compañero si le gustan o no las siguientes cosas y reacciona ante su respuesta. Bijvoorbeeld: Bailar= vraag : ¿Te gusta bailar?/ antwoord: sí me gusta/ no me gusta -------- reactie= a mí también/tampoco; a mí no; a mí sí.

1) Visitar museos.


2) Jugar fútbol/ hockey/ baloncesto
3) Ir a fiestas.
4) Ver la televisión.
5) Hablar por teléfono
6) Chatear
7) Navegar por Internet.
8) Nadar (zwemmen)
9) Aprender español.
10) Ir de compras (winkelen)

Gustar 1

Gustar= lekker, mooi, leuk vinden, bevallen.
Het is een ander soort werkwoord dan praten, eten, wonen etc.
Je vervoegt het anders dan andere werkwoorden. Het onderwerp staat erachter en niet er voor. Je leert alleen de vormen: gusta en gustan.
Bijvoorbeeld:

Ik vind het strand leuk/ Het strand bevalt me =Me gusta la playa
La playa is het onderwerp en bepaalt in welke vorm het werkwoord staat.
Ik vind aardbeien lekker/ Aardbeien bevallen me=Me gustan las fresas
Het onderwerp is las fresas dus staat het werkwoord ook in de meervoudsvorm gustan.
De persoon die het leuk vindt (in dit geval is dat het meewerkend voorwerp) staat vóór gustar.

Het bevalt me= me
Het bevalt je= te
Het bevalt u, haar, hem= le
Het bevalt ons= nos
Het bevalt jullie= os
Het bevalt hun= les

In het Spaans wordt vaak een verdubbeling van het meewerkend voorwerp gebruikt.
“A mí me gusta” = ik hou van. Je ziet twee keer de persoon ‘ik” = “A mí” en “me”

a mí
me gusta
Aan mij
a ti
te gusta
Aan jou
a él/a ella/ a usted
le gusta
Aan hem/haar/u
a nosotros / a nosotras
nos gusta
Aan ons
a vosotros/ a vosotras
os gusta
Aan jullie
a ellos/ a ellas/ a ustedes
les gusta
Aan hun/u meervoud




Opdracht 1:
Kijk naar de volgende zinnen. De persoon die iets leuk vindt staat aan het begin van de zin. Kies het juiste meewerkend voorwerp: me, te, le, nos, os, lesBovenkant formulier
1. A María y Dani les gustan las montañas. meervoud2. A Jessica le gusta el perro. enkelvoud3. A mi me gustan las fiestas.meervoud4. A tu madre te gusta la música española meervoud5. ¿A ti te gustan tus clases?meerboud6. A él le gusta el fútbol. enkelvoud7. A ellos les gusta el sol enkelvoud
Opdracht 2:
Onderstreep in de zinnen van de vorige opdracht het onderwerp en geef ook aan of
dit enkelvoud of meervoud is. Let op: het onderwerp staat achter het werkwoord

Opdracht 3
Onderkant formulier:

Schrijf vijf zinnen op waarin je vertelt wat je leuk vindt
A mí me gustan mis amiga’s
A mí me gustan el gato’s
A mí me gusta el sol
A mí me gusta verde
A mí me gustan mis familia